CQ/CD
Door: Stef
Blijf op de hoogte en volg Stef
22 Augustus 2010 | China, Chengdu
Waar ben ik? Op het moment in Chengdu, maar morgen begin ik als het goed is aan een twintig urige treinreis naar Lanzhou. Ik kwam hier vanuit Kaili en Chongqing, veelal plaatsen die de meesten van jullie niets zeggen, maar als je er een kaart bijpakt, kan het nog wel te volgen zijn. Ik reis als het ware vanuit Hong Kong richting het noordwesten van 'Midden China', en vanuit daar is het de bedoeling dat ik opnieuw een kijkje ga nemen in Xinjiang, de meest westelijk gelegen autonome regio.
Maar zover is het nog lang niet. Eigenlijk had ik achteraf in Chengdu, de hoofdstad van de Sichuan provincie, helemaal niets te zoeken. De bedoeling was om vanuit hier richting Gansu te gaan waar ik een aantal plaatsen wilde bezoeken, maar hier aangekomen hoorde ik al snel dat het noorden van Sichuan (o.a.) geteisterd wordt door zwaar weer, en dat wegen op sommige plekken onbegaanbaar zijn. Op het nieuws waren inderdaad weer verschrikkelijke beelden te zien waarin ontreddering en wanhoop de boventoon voerde. Een volgend nieuwsitem liet een ingestorte brug zien met daaronder, in de kolkende rivier, een aantal treinwagons, al met al niet de plek waar je hoeft te zijn. Er zou weliswaar een andere weg richting Gansu zijn maar dat zou weer een aantal 10-15 uur durende busritten vereisen, en eerlijk gezegd heb ik die behoefte niet op het moment. Verder ben ik vijf jaar geleden al in veel plaatsen geweest dus erg veel redenen om het opnieuw te zien, zijn er ook niet.
Het laatste verslag kwam uit Congjian, een voor Chinese begrippen klein plaatsje dat ik als niet meer dan een tussenstop gebruikte. De volgende kleine stad was Kaili en ik had enigszins de hoop dat ik vanuit hier in 1 keer door kon naar Chongqing, op de kaart was het immers hooguit 150 á 200 kilometer. Aan het eind van de dag was het resultaat een 12 uur lange 'busreis', over gravelpaden, door ooit ongetwijfeld 'pittoreske' dorpen maar waar flink met de 'Chinese hamer' geslagen is. Veel oude architectuur stond weliswaar nog overeind, maar de gebruikelijke, grauwe gebouwen kregen steeds meer de overhand. Gepaard met een sluier van stof, veroorzaakt door het verkeer dat over de veel te kleine straten ploegt, gaf het een treurige aanblik.
Chongqing was een aparte stad. Ik was plaatsen als Guangzhou en Hong Kong gewend als het om grote steden ging, en CQ was dit uiteraard niet, maar overal om je heen kon je wel de verandering zien. De binnenkomst met de bus vanuit Kaili was indrukwekkend omdat we van een hoge plek kwamen en je over de flyovers richting het centrum reed. Gecombineerd met een wazige, ondergaande zon kon ik me alleen maar voorstellen welke hoeveelheden smog er in de lucht hingen. Of het toeval was of niet, de vier dagen dat ik er was, was het vrijwel iedere dag zonnig. Vanuit een aantal 'uitzichtpunten' was het duidelijk dat je moeilijk tientallen kilometers ver kon zien, een strakblauwe hemel was het niet, maar je voelde de zon branden als je over straat liep. Het was overigens ergens tussen de 35 en 40 graden, en het zou me niet verbazen als het nog een stuk warmer was. Ik heb ooit eens opgevangen dat Chinese weerstations en -berichten richtlijnen hebben gekregen van de centrale regering waarin staat dat temperaturen over de veertig graden niet gerapporteerd mogen worden. In hoeverre dat waar is, durf ik niet te zeggen, maar het zou me niet verbazen (heb het zelf ook nog nooit op tv gezien).
Er bestaan nog oude gedeeltes in Chongqing maar die worden letterlijk en figuurlijk overschaduwd door nieuwe torenflats. Ik liep rond, of liever gezegd omhoog via eindeloos lang lijkende trappen, in wijken waar de tijd stil leek te staan, terwijl om de hoek het winkelgebied begon waar de gebruikelijke buitenlandse en Chinese multinationals en kleinere bedrijven gevestigd waren. Een aparte manier om de rivier over te gaan, was met een soort kabelkar, bedoeld voor lokalen maar een spectaculaire manier om de stad te zien. Terwijl je naar de andere kant getransporteerd werd, hing je letterlijk boven de oude wijken, die omgeven werden door nieuwbouw en flyovers. In stadsbussen heb ik niet gezeten maar wel af en toe in de goedkope taxis, de bovengrondse metro is aardig maar moet hoognodig uitgebreid worden om het zinvol te maken. Ik at tussen zoals gebruikelijk tussen de Chinezen, de mensen waren trouwens erg vriendelijk en open, het barstte er ook niet van de buitenlanders zoals in Chengdu. De enige uitzondering was een vent die mijn kleine fotocamera uit mijn tas probeerde te halen terwijl ik iets aan het filmen was, gelukkig had ik het snel genoeg in de gaten en kon ik hem letterlijk in de kraag vatten. Apart was wel dat de mensen erom heen niets zeiden, zowel tijdens als na het eigenlijk niet noemenswaardige 'incident'.
Een grappige annecdote, zonder spot of overdrijving, maar meer ook niet: Terwijl ik aan het eind van de dag aan de Yangtze stond, die in Chongqing samen komt met Jialing rivier, liep er een vriendelijke Chinese man langs van middelbare leeftijd. Hij bromde wat in de trant van 'ni hao' en daalde daarna af richting de oever van de langste rivier in China. Langzaam begon hij zich om te kleden, trok een snelle zwembroek aan en, belangrijker wellicht, zette een badmuts op die doorgaans voor ouderen bedoeld zijn. Overigens was zijn haar gemillimeterd. De warming up was professioneel en duurde een veertigtal minuten. De rug werd op diverse manier gerecht en gekraakt, de armen begonnen steeds sneller te draaien, pushups, situps, zo'n beetje alles dat een volwaardig zwemmer, wielrenner, of schaatser doet voordat hij aan de 'race van zijn leven' begint. Aangezien ik daar stond met een uitzicht van Chongqing en mijn videocamera wat liet doorlopen, had ik geen haast, en was benieuwd wat er verder ging gebeuren. Na lang wikken en wegen besloot de man eindelijk te gaan zwemmen, hij nam een flinke aanloop en dook het snelstromende, bruine water in. Het leek alsof hij amper vooruit kwam, en vijf minuten later had hij hooguit 50 meter afgelegd, toegegeven, de stroming was erg sterk. Hij pauzeerde even bij één van de vele boten die aan de oevers liggen aangemeerd en besloot terug te gaan. Met een van pijn en moeite vertrokken gezicht hees hij zich op de kant, keek even op zijn horloge, haalde een onduidelijk pakketje uit zijn broekzak (de broek was keurig opgevouwen naast zijn schoenen), en begon doodleuk de ene na de andere sigaret op te steken. Dát is China wat mij betreft.
Wat ook China is, en dat is inmiddels wel zo'n beetje bij iedereen bekend, is de massale focus van de regering op de binnenlandse consumptie, wat resulteert in stedelijke centra die overal op elkaar gaan lijken. Ik begrijp dat het voor veel Chinezen een stap omhoog is, een manier wellicht om een verleden vol misère en armoede, ver of recent, achter zich te laten en te kijken naar de toekomst. Maar dat laatste is precies wat mij, tenminste enigszins, zorgen baart. Er ligt op het moment zoveel nadruk op het verwerven van een betere sociale positie, terwijl de kloof tussen arm en rijk alsmaar groter wordt, en misschien nog wel gevaarlijker, steeds onduidelijker. Er zijn mogelijkheden voor sommigen, maar frustraties en barrières voor velen, afgestudeerden die voor een minder dan karig salaris ergens een baantje oppikken en geluk hebben omdat hun vrienden helemaal geen werk kunnen krijgen, migranten die naar de steden komen om voor een appel en een ei vijftien uur per dag oud staal en asbest staan te ruimen, ouderen die de weg naar hun huis niet meer terug kunnen vinden, en dat is een begin van een lijst die voor mij te lang en deprimerend wordt.
Maar ik zal eindigen met een positieve blik. Want veel mensen hebben het ook goed, en mensen die het minder hebben, kunnen ook lachen, vaak harder, luider, en oprechter dan de rijkeren misschien. Met de drie woorden Chinees die ik spreek, open je af en toe deuren. Een kort gesprek met een aantal vrachtwagenchauffeurs, hier en daar een vraag aan een arbeider, mensen in de middenklasse, leraren, politieagenten, studenten, families, zelfs de weg vragen is leuker als je je een klein beetje verstaanbaar kunt maken.
Welke kant dit land op gaat, zullen we vanzelf zien. Ikzelf ga morgen in ieder geval richting het noorden, om van daaruit naar een tweetal Tibetaanse plaatsen te gaan. In beide ben ik al geweest, en beide zullen wat toeristischer zijn, maar ik pak het nog even mee voordat ik naar Xinjiang ga (wat op dit moment heel ver weg lijkt). In CQ zat ik in een hostel waar voornamelijk buitenlanders verbleven, nu in één van de meest bekende guesthouses in China waar zo'n beetje alles voor je geregeld wordt. Het heet Sim's Guesthouse en wordt gerund door een koppel uit Singapore en Japan, en is in de vele jaren dat het bestaat uitgegroeid tot een soepel lopende machine. Het heeft weinig met China te maken maar is wel een erg leuke plek om een paar dagen, drie in mijn geval, te zijn geweest. Even wat buitenlanders om me heen, wat korte gesprekken met Spanjaarden, Israëlis, Australiërs, ik kwam zelfs de Japanse medestudent uit Qingdao hier tegen. Gisteren at ik een voortreffelijke hamburger en het zal me niet verbazen als ik zometeen precies hetzelfde bestel. Dit is onderdeel van het 'backpackerscircuit' en er zijn ook reizigers en toeristen die op deze manier het hele land doorreizen. Van mij hoeft dat nou ook weer niet maar even wat verandering was niet verkeerd.
Richting Lanzhou, groeten uit Chengdu, zia jian.
-
22 Augustus 2010 - 16:32
Peter:
Hoi Stef, nog even volhouden he, je zult zeker in Lanzhou bijzondere mensen tegenkomen.
Dan zit je denk ik al op een aardige hoogte, toch wel meer als 3000 meter denk, en heel Tibetaans ingesteld, je zult daar wel minder chinezen tegenkomen, een goede manier om wat af te kicken van de standaard chinees..
Leuk dat je ook in Chongging bent geweest, daar zouden we toen heengaan vanaf Xian maar we zijn toen toch maar naar Chengdu gegaan en daar gestopt voordat we rechtsteeks doorgingen naar Lijiang en Dali.
We zijn in Chengdu ook in Sims Guesthouse geweest, leuk, heel toeristisch , heel westers,met veel groen trouwens,het heet toch Sams Guesthouse?
In chengdu hebben we toen de Pandas bezocht, daar ergens in de buurt, mijn schoonzus Marlous was daar gek van, van die pandas dus.
Ja de chinezen zijn apart mensen, hardwerkend, vredelievend maar wel met de wil ten koste van alles de eenheid te bewaren, het lijkt wel of de arme chinezen niet afgunstig zijn op de steeds rijkere chinezen. inderdaad de kloof wordt steeds groter al gaan beiden, en de arme en de rijke chinezen er op vooruit, alleen de rijken dus wat harder..
Alle goeds toegewenst in het Tibetaanse gedeelte van China.
take care
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley