Xinjiang - Reisverslag uit Hotan, China van Stef Hoffer - WaarBenJij.nu Xinjiang - Reisverslag uit Hotan, China van Stef Hoffer - WaarBenJij.nu

Xinjiang

Door: Stef

Blijf op de hoogte en volg Stef

13 September 2010 | China, Hotan

De dumplings en de rijst zijn inmiddels zo goed als vervangen door kebab en naan broden, het ‘ni hao’ op straat en in winkels is een goedlachse ‘Asalaam Aleikum’ geworden. Ik ben in Xinjiang, wat met een beetje fantasie, en een verkeerde uitspraak van het tweede gedeelte, zou kunnen worden vertaald als nieuw schaap. Op deze manier symboliseert het misschien het nieuwste schaap in de kudde die China aan het worden is, dat is althans waar de regering naar lijkt te streven. Het probleem is wel dat dit schaap wat onwillig is, een eigen koers wil varen, en daardoor voor veel Han Chinezen, mede gevoed door een propagandistische noot hier en daar, als zwart schaap bestempeld wordt.

In feite betekent ‘jiang’ grens, en in dat geval is de symboliek heel wat minder van toepassing. De mensen die in deze provincie wonen, heten Oeigoeren, en zijn qua uiterlijk niet meer met Chinezen te vergelijken. Oorspronkelijk stammen ze af van de Turken, hun taal heeft een Turkse klank, en zelf zien de meeste Oeigoeren het liefst een (Oost) Turkestan ontstaan, maar in de huidige politieke realiteit lijkt dat een lang vervlogen droom. Sinds 1949 is de Communistische Partij bezig de provincie te ‘ontwikkelen’. Waar dat in het begin gebeurde door Han Chinezen verplicht richting Xinjiang te sturen, zijn nu allerlei (financiële) stimuleringsprogramma’s in werking gesteld, om er uiteindelijk voor te zorgen dat ook deze provincie dezelfde weg gaat bewandelen als veel andere plaatsen in het land.

Waar dit toe gaat leiden is de vraag. Wat er zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld is misschien duidelijker. Vijf jaar geleden ben ik hier geweest en hebben (korte en lange) gesprekken met Oeigoeren een behoorlijk indruk achtergelaten. Nu lijkt het verhaal niet anders, en misschien verergert de situatie wel, maar dat is moeilijk te beoordelen voor een buitenstaander. Oeigoeren belijden de Islam, en zijn sinds de aanslagen in New York een makkelijk ‘doelwit’ geworden voor de Chinese regering. Onder het mom van terreurbestrijding zijn de afgelopen tien jaar duizenden Oeigoeren opgepakt, om uiteenlopende redenen. Zonder proces werden velen van hen voor onbepaalde tijd opgesloten in gevangenissen, anderen waren minder ‘fortuinlijk’ en kregen de doodstraf. In hoeverre deze mensen daadwerkelijk iets te maken hadden met bomaanslagen of andere vormen van terreur is onduidelijk. Vorig jaar zijn grote opstanden uitgebroken in Urumqi die destijds met harde hand zijn neergeslagen, met allerlei, soms langdurige, restricties tot gevolg.

De frictie tussen de Oeigoeren en de Han Chinezen is groot en in het dagelijks leven zichtbaar. Af en toe maken mensen er grapjes over maar onderhuids is er een diep gevoel van rancune ten opzichte van elkaar. En dat is niet verwonderlijk. Door de eerder genoemde stimuleringsprogramma’s belanden de meeste Chinezen in het hogere segment van de samenleving, krijgen ze betere banen toebedeeld, en zijn in het algemeen bevoorrecht omdat ze allerlei vormen van bescherming genieten. De lokale autoriteiten worden bestuurd vanuit Beijing, veel politie en inmiddels ook militairen, zijn Chinezen, wat tenminste het beeld van segregatie versterkt. Je hoeft alleen maar over straat te lopen om voorbeelden te zien. Een Chinese buschauffeur wordt genegeerd door twee Oeigoeren die staan te praten, Oeigoerse kids schieten met speelgoedpistolen de lampen kapot van Chinese winkeleigenaren, taxichauffeurs van de ene bevolkingsgroep schelden fietsers en voetgangers uit van de andere, een aangeschoten Oeigoer maakt de politie uit voor SS (maar wordt gelukkig voor hem tijdig weggeleid door een vriend).

Er is wel ‘ontzag’ voor de politie, of waarschijnlijk valt het meer te beschrijven in termen als angst of voorzichtigheid. Zo zag ik eergisteren een opstootje op het grote plein in het stadje waar ik nu ben, Hotan. Weinig bijzonders, de groep zwol aan tot hooguit 200 man, maar de politie was binnen no time terplekke, en wat volgde was een gemoedelijk uit elkaar gaan van de menigte. Sommigen keken schichtig om, anderen liepen rustig weg, terwijl er niet meer dan drie agenten waren. Beijing is overal. Een week of drie geleden was er een kleine bomaanslag gepleegd in een stadje dat Aksu heet en sindsdien zijn extra militairen en politieagenten actief. Alle bussen waar ik in heb gezeten werden gecontroleerd, alle ID bewijzen werden op meerdere plekken geregistreerd, en sommige Oeigoeren werden kort ondervraagd over hun bestemming en wat ze daar te zoeken hadden. In Urumqi zag ik met enige regelmaat groepen van twintig tot dertig politieagenten door de stad marcheren, hotels waren verplicht tassen van gasten te doorzoeken, in Hotan worden drukke plaatsen op verschillende manieren in de gaten gehouden, camera’s, militairen in 4WD’s op de hoek van de straat, patrouillewagens met luidsprekers.

Dit alles creëert misschien een beeld dat het hier onveilig zou zijn, of tenminste dat de situatie voorzichtigheid vereist. Het tegendeel is waar. De Oeigoeren zijn over het algemeen open, gastvriendelijke mensen die vaak blij zijn een buitenlander te zien. Vaak is er een lach te zien, soms een goedkeurend knikje, en als je geluk hebt, word je ergens binnen gevraagd voor thee of iets te eten. Ook is het bovenstaande natuurlijk een grove generalisatie en is de werkelijke situatie een stuk subtieler. Er zijn ook Chinezen die in grote problemen verkeren, die geen of slechte banen hebben, en sommige Oeigoerse families zijn welgestelder dan menig gezin in Europa of de VS. Ook al zijn vriendschappen tussen Chinezen en Oeigoeren redelijk zeldzaam, ze bestaan natuurlijk wel.

Na Yumen, waar het laatste verslag geschreven werd, ging ik per dagtrein door naar Turpan, de heetste plaats in China, maar bij aankomst was het hooguit 25 graden. Ik bleef hier een ochtend omdat ik alleen een Afghaanse moskee nog een keer wilde zien maar inmiddels was dit helaas een vast onderdeel geworden van het Chinese toeristencircuit. Toch kon ik hier een kleine 2 uur redelijk ongestoord rondkijken waarna ik rustig naar het busstation liep om richting Urumqi te gaan.

Urumqi was eerlijk gezegd weinig interessant. De voornaamste reden om hier naar toe te gaan, was het eerder genoemde Kyrgizische visum dat ik hoopte te bemachtigen. Maandagochtend stapte ik in een taxi en probeerde ik duidelijk te maken waar ik heen wilde, maar het consulaat was lastig te vinden. Uiteindelijk bleek het naast een groot hotel te zijn en ging het pas om 12 uur open, wat mij de gelegenheid gaf een wat beter ontbijt te eten dan de drie biscuits van eerder die ochtend. Een kleine anderhalf uur later was ik binnen en samen met twee Chinezen die Russisch gingen studeren stond ik in de rij, die totaal vijf man telde. Het ging makkelijker dan ik verwacht had. Een formulier invullen, een korte brief schrijven, een pasfoto erbij, en ik kon het visum de volgende week ophalen. Gelukkig vroeg ik of er een ‘express’ service bestond, en dat was geen probleem (voor uiteraard een extra geldbedrag). De volgende dag kon ik mijn paspoort ophalen, voorzien van een handgeschreven Kyrgyzisch visum.

Omdat ik verder in Urumqi weinig te zoeken had, besloot ik de busreis naar Hotan in tweeën te delen en in Kuqa te stoppen. In 2005 waren het een memorabele 25 uur de andere kant op, dit keer was het een nachtbus van 13 uur en een dagbus van 9, eerlijk gezegd een stuk beter te doen. Kuqa was qua ‘attracties’ niet heel interessant, maar de mensen waren vriendelijk en het einde van Ramadan was in zicht, wat voor velen ongetwijfeld een grote opluchting was. Ik vertrok op de eerste dag van het Suikerfeest wat hier uiteraard ook groots gevierd werd, hoewel voornamelijk binnenshuis.

Inmiddels ben ik drie dagen in Hotan, een middengrote plaats in Xinjiang, waar ik gisteren een fantastische markt heb bezocht. Eigenlijk was het in een dorp buiten het stadje, Layka genaamd, waarover ik niets wist maar op aanraden van een behulpzame Oeigoer heen was gegaan in plaats van de wat bekendere bazaar in Hotan zelf. Bij aankomst schoten twee dingen me in het verkeerde keelgat. Ten eerste dat het er verre van spectaculair uitzag, en ten tweede dat de mensen me nog meer aanstaarden dan alle Chinezen bij elkaar tot nu toe. Ik liep het dorpje even uit en toen ik terug kwam, was het gelukkig drukker, en kwamen er af en toe voorzichtige glimlachen tevoorschijn. Het was ongetwijfeld één van de mooiste dingen die ik tot op heden heb gezien tijdens deze reis. Oude mannen die met behulp van fietsen messen slepen, schapen die per kop verhandeld werden, druk overleg over de prijs van grote zakken walnoten, parkeerplaatsen voor ezels, vers fruit, nieuwe tapijten, goedkope kleding, ga maar door. Eigenlijk alles dat ik in Kashgar had gezien vijf jaar geleden, maar zonder toeristen, zowel Chinees als Westers. Sinds Xining ben ik alleen nog twee Australiërs tegen gekomen en heb ik verder geen buitenlander gezien, met uitzondering van de Kyrgische handelaar of de student uit Kazachstan, gooi er een verdwaalde Rus bij en dat is het wel. Engels heb ik ook amper gesproken, de meeste Oeigoeren spreken het amper, wat begrijpelijk is. Hun eigen Arabische schrift combineren met de Chinese karakters is al lastig genoeg, laat staan een derde taal met een Westers alfabet.

Terwijl je in dorpen zoals Layka nog veel traditionele huizen tegen komt, worden deze in Hotan zelf, maar ook in Kuqa en andere plaatsen in Xinjiang, inmiddels stelselmatig vervangen door nieuwe, Chinese gebouwen. Het verhaal van Kashgar is misschien bekend, en heeft ook in Nederlandse kranten gestaan, maar dit proces speelt zich elders in de provincie ook af, op eigenlijk dezelfde manier waarop veel oude wijken in midden en oost China tegen de vlakte gaan. In Kashgar waren de voornaamste redenen het ontmantelen van ‘terroristische netwerken’ en instortingsgevaar. Dat laatste argument kan, volgens een artikel in de Daily Telegraph dat ik las tenminste, direct van tafel geschoven worden. Een kleine aardbeving vorig jaar deed menig nieuw Chinees gebouw instorten terwijl de traditionele Oeigoerse constructies, vaak eeuwenoud, overeind bleven staan. Meer waarschijnlijk is het onderdeel van het ‘nieuwe China’ dat de overheid probeert te bouwen, letterlijk en figuurlijk, door het verleden grotendeels onder de mat (of in dit geval het tapijt) te schuiven, en er op deze manier een selectieve geschiedenis op na te houden.

Waarschijnlijk vertrek ik hier morgen, en bezoek ik nog kort een kleine plaats voordat ik als het goed is in Kashgar arriveer. Het reizen gaat nog vrij gemakkelijk, de voornaamste irritatie is dat ik telkens alleen in hotels mag overnachten die een ‘vergunning’ hebben voor buitenlanders. Niet verwonderlijk zijn dit vaak de duurdere plaatsen waar Chinese zakenlui en toeristen verblijven, wat soms gepaard gaat met (zeer) luidruchtige figuren. In dit geval is het een KTV twee verdiepingen lager waar menig Chinees tot in de nachtelijke uurtjes zijn stembanden kan testen. Ik zal verder commentaar voor me houden, maar het contrast met het dagelijkse, Oeigoerse leven op straat is wel érg groot, en bevestigt in sommige gevallen wel een aantal stereotype beelden die ik van dit land heb gekregen.

Goed, tot zover mijn licht gekleurde mening over de situatie in Xinjiang. Nog een aantal dagen in China, misschien iets langer dan een week, en ik hoop richting Kyrgizië te gaan. Als dat allemaal goed gaat, zijn er nog twee realistische opties over, maar het meest waarschijnlijk is dat ik binnen nu en een maand wel terug in Nederland zal zijn.

We zullen zien, zai jian, of beter gezegd khayr khosh.

  • 13 September 2010 - 13:01

    Eric:

    Lijkt erop alsof de grens van China bijna in zicht is? Hoewel, dat hangt maar af hoe je tegen 400km aan kijkt. Is meerdere malen NL natuurlijk. Kyrgizië lijkt me wel weer een mooi avontuur. Weer een mooi hoofdstuk. Ben benieuwd welke optie het wordt!

    En bedankt voor de kaart Stef! Hoe die kaart hier beland is, geen idee, maar erg leuk!

  • 13 September 2010 - 16:38

    Peter:

    Hoi Stef,
    Bijna China uit, ik denk aan de ene kant blij dat je weg bent van dat grote alles overheersende china,op weg naar dat meer gemoedelijke rustig aan doende arabische wereldje.Goed dat je met asalaam aleikum terug groet, de standaard groet in het hele arabische/moslim wereldje. Mochten de mensen niet geloven dat je daar echt bent dan kunnen ze naar de fotos kijken, op een van de foto,s staat een arabische tekst naast een chinese tekst en ..je bent aan de pittas, dat heerlijke arabische brood zeker als het vers is.
    Je kunt het goed vergelijken de toestand nu bij de Oeigoeren met hoe je het 5 jaar geleden vond, volgens mij kan je straks terug in Nederland wel een boek/schriptie schrijven over het , politieke, chinese wereldje.
    Ik wist trouwens niet dat je daar toen ook was.
    Een goede reis naar Kyrgizie gewenst , een goeie tijd daar in het arabische en wie weet dat je dan je meest waarschijnlijke optie uit zal voeren maar jou kennende is dat nog lang niet zeker.
    take care

  • 18 September 2010 - 08:01

    Suus:

    HA Stef,

    wat een prachtige foto's heb je gemaakt, en een sfeertekening die ik helemaal herken. Bijzonder om weer in Kashgar te zijn straks, zie uit naar het verslag van het weerzien !

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Stef

Op dit moment op reis door de Kaukasus & Centraal Azië. www.youtube.com/stefhoffer picasaweb.google.com/stefhoffer

Actief sinds 21 Dec. 2006
Verslag gelezen: 747
Totaal aantal bezoekers 117472

Voorgaande reizen:

22 April 2016 - 21 Mei 2016

2016

01 September 2015 - 30 September 2015

2015

25 September 2014 - 17 December 2014

2014

16 April 2013 - 16 April 2013

2013

01 Januari 2000 - 30 Augustus 2008

Algemeen

08 Maart 2010 - 30 November -0001

China 2010

Landen bezocht: