Een regenachtig Kashgar
Door: Stef
Blijf op de hoogte en volg Stef
22 September 2010 | China, Kashgar
Twintig minuten nadat de luidspreker is opgehouden de bijna idyllische teksten te spuien, klinkt plotseling een heel ander gezang. Het lijkt op een imam die een groot aantal moslims toespreekt, of toezingt, maar meer waarschijnlijk is het een enkele Oeigoer die met wat electronische hulpmiddelen de buurt probeert op te vrolijken met traditionele liedjes, of misschien gaat mijn fantasie met me op de loop en is het gewoon een radio die op volume tien gezet wordt. Wat ik de afgelopen dagen in Kashgar heb gezien en gehoord is eigenlijk voornamelijk een bevestiging van eerdere ‘observaties’ en stukken die ik her en der gelezen heb op internet en in boeken. Inmiddels een welbekend verhaal misschien, veel Oeigoeren gaan ten onder aan de druk die de toenemende Chinese invloed met zich mee brengt. Overheidsplannen om het westen van China, Xinjiang, te ontwikkelen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de (quote) ‘sociale stabiliteit gehandhaafd wordt’, zorgen er in realiteit voor dat de oorspronkelijke bevolking naar de achtergrond gedrukt wordt.
Het meest zichtbaar zijn de mannen tussen de 20 en 40, die dagelijks bij de grote Id Kah moskee rondhangen in de hoop dat ze opgepikt worden voor een 12-urige, of meestal langere, dag op de bouw. Deze generatie wordt door de (lokale) overheid gezien als fit genoeg om te werken, en komt daarom vaak niet in aanmerking voor financiële steun als ze geen baan kunnen vinden. Het grootste obstakel is dat veel van hen geen Chinees spreekt, of amper, omdat ze dit niet geleerd hebben op school, en de meeste, betere, banen vereisen een vloeiende beheersing van de taal. Sommigen lopen doelloos rond, en vaak eindigt hun dag in één van de verbazingwekkend veel ‘drankhuizen’. Dit zijn kleine winkels waar op het eerste gezicht alleen sterke drank verkocht wordt (waar de oudere Chinezen gek op zijn, als slaapmuts, of bij een feestmaaltijd), maar hierachter liggen kleine compartimenten verscholen waar, bijna uitsluitend, Oeigoeren hun misère komen weg drinken, vaak met oude Oeigoerse gitaren (die meer op banjo’s lijken) en melancholische (maar schreeuwerige) liederen uit een ver verleden.
De bureaucratische voorbeelden zijn niet van de lucht. Sinds de opstanden van vorig jaar in Urumqi, en een ‘aanslag’ op een politie eenheid in Kashgar (waarvan nooit duidelijk is geworden wat er precies gebeurd is), zijn de veiligheidsmaatregelen en regelgeving stelselmatig verscherpt. Er mag, als ik het goed begrepen heb tenminste, niet meer in grote groepen gebeden worden, een soort samenscholingsverbod. Het vrijdagsgebed in de inmiddels meer toeristisch aandoende Id Kah moskee is daarom verandert van een spectaculaire mensenmassa in een dag zoals alle andere, waar sporadisch Chinese toeristen foto’s van elkaar nemen, zittend op een kameel, of gewoon met twee vingers in de lucht (het oorspronkelijke ‘victory’ krijgt zo wel een hele aparte betekenis). Als iemand een misdaad begaat, klein of groot, en misdaad kan hier selectief geïnterpreteerd worden, worden tien van zijn of haar familieleden en vrienden toegang tot verschillende, vaak financiële, voorzieningen ontzegd. Onschuldiger, wanneer je een liedje wilt opnemen moet er officieel toestemming gegeven worden door de lokale autoriteiten. De teksten van de muziek die je daarom in restaurants en op straat hoort, zijn gecensureerde versies van anders soms veelzeggende bewoordingen (waarvan ik, uiteraard, geen woord zou begrijpen).
De oude stad is snel aan het verdwijnen. Waar ik vijf jaar geleden door nauwe straatjes liep rondom de moskee zijn dit nu toeristische ‘avenues’ geworden waar souvenirs en prullaria te koop zijn, of anders tijdelijke bouwputten. Sommige gedeelten staan nog overeind maar ik moet toegeven dat het ‘echte’ gevoel er af is. Er zijn stukken die behouden gaan worden maar als je hier binnen loopt, staat er met een groot, plastic spandoek ‘Welcome to the only old town of beautiful Kashgar’, of iets in die trant, in het Engels, Chinees, en Oeigoers. Een groep van acht Chinese fotografen die voor een aantal websites en magazines werkte, kwam net de trap afgelopen, waarna ik begrijpelijkerwijs besloot dit gedeelte te laten voor wat het was.
De zondagse bazaar en dierenmarkt was iets dat eigenlijk niet veranderd was, behalve misschien het aantal toeristen dat rondliep. Ik besloot rond 7 uur te vertrekken richting de dierenmarkt, waar honderden, zo niet duizenden, Oeigoerse handelaren uit nabijgelegen dorpen bijeenkomen om schapen, geiten, koeien, paarden, ezels, en af en toe (maar die heb ik niet gezien) zelfs kamelen te kopen of verkopen. Zoals de ‘titel’ van dit verslag al deed vermoeden, het is sinds ik hier ben, met uitzondering van eergisteren, geen dag droog geweest. Toen ik inderdaad aankwam bij de markt begon het te spetteren, een minuut of vijf later te regenen. Aangezien ik ook nog eens te vroeg was (het was erg rustig) en er in de verte schitterende bergen te zien waren, vol in het ochtendlicht, besloot ik daar per taxi heen te gaan. Erg zinvol bleek dit niet, een half uur later reden we nog steeds door de dorpjes die om Kashgar gelegen zijn, maar een mooi uitzicht op de bergen was onvindbaar.
De markt leek letterlijk en figuurlijk in het water te vallen. Toen ik rond 9 uur terug was, een grote kom polo (of pilaf eigenlijk, rijst met wortel en pompoen, en op verzoek een groot stuk geiten- of schapenvlees, als je geluk hebt, krijg je de kop) at, begon het nog harder te regenen. Een uur lang stond ik onder een verschrikkelijk lekkend afdak te kijken naar de beesten die binnen gebracht werden, de woordenwisselingen tussen de ‘parkeerwachters’ en de handelaren, en de Westerse toeristen die in regenpakken en met paraplu’s per motorische driewielers werden rondgereden, maar snel afdropen omdat er geen eind aan de regen leek te komen. Maar, onder het mom van ‘de aanhouder wint’, bleef ik hopen dat het droog zou worden, en op een gegeven moment kwamen er inderdaad flarden lichtgrijze lucht tevoorschijn, die langzaam veranderden in blauw, en plotseling stopte het te regenen.
Het water dat uit de lucht was komen vallen zorgde ervoor dat de anders stoffige taferelen nu een groot ‘waterfestival’ gehalte kregen. Ik besloot dit zoveel mogelijk te negeren, de broek op te rollen, en de open schoenen die ik aan had voorlopig even af te schrijven. Af en toe stond ik tot en met de enkels in de modder, grote plassen water, wellicht gecombineerd met her en der wat uitwerpselen van de beesten die verhandeld werden, maar ik kan zeggen dat het meer dan de moeite waard was. Op sommige plaatsen kon ik de videocamera goed neerleggen, hoewel dat soms wel het nodige kunst- en vliegwerk vereiste. Ik was de enige overgebleven toerist en de Oeigoeren vonden het prachtig te zien hoe ik mijn best deed het geheel een klein beetje in beeld te brengen. Dat laatste werd halverwege de ochtend trouwens wel overtroffen toen er een complete cameraploeg van CCTV het terrein binnen kwam rollen. Er was één westerling bij, en een minuut of twintig nadat ik ze gezien had, stond deze man plotseling achter me, en vroeg of ik een kort interview wilde afgeven. Dus daar stond ik, tussen enigszins verbaasde Oeigoeren die decennia lang iedere zondag naar Kashgar komen, om op ongetwijfeld dezelfde manier als hun voorouders handel te drijven, met een grote camera voor mijn neus vragen te beantwoorden van een Amerikaanse journalist die voor de Engelse versie van een Chinees televisiestation werkte. Over surrealistisch gesproken.
Ik bracht uren door op de markt, en vond het rond half 4 eindelijk genoeg. Terug in het hotel heb ik zo goed en zo kwaad als het ging de schoenen geprobeerd te wassen, om daarna door te gaan naar de bazaar waar zo’n beetje alles onder de zon verkocht wordt, en waar het vrouwelijke gedeelte van de stad op af komt, grotendeels gesluierd, of tenminste een hoofddoek dragend. Dit was eerlijk gezegd niet zo spectaculair als de dierenmarkt, misschien iets te ‘geciviliseerd’ (wat een verschrikkelijk woord) en na een uur vond ik het wel prima. Ik belde iemand op die ik vijf jaar geleden ontmoet had, een verschrikkelijk aardige man maar die, net als veel Oeigoeren, in de problemen verkeert, voornamelijk omdat zijn werk (hij maakt gevoerde leren sokken, die hier in de winter hard nodig zijn) erg slecht gaat. Dit laatste heeft alles te maken met Chinese fabriekjes waar de spullen goedkoper en sneller geproduceerd kunnen worden, en Oeigoerse handelaren die mensen in dienst nemen die, voorzien van materiaal (leer, draad, wol), bereid zijn voor een (miserabel) loon de sokken af te leveren. Op (meer dan begrijpelijk) verzoek zal ik de naam en het verhaal van deze man niet in dit verslag bespreken.
Twee laatste ‘kwesties’ die ik kort wil noemen, mij af en toe hoofdbrekens bezorgen, maar voor jullie oninteressant zijn, zijn de videocamera en de te volgen route. Gisteren kwam ik er achter, tegen wil en dank, dat de camera niet alleen een limiet aan opslagruimte heeft, maar ook een maximaal aantal ‘scènes’ op kan nemen. Omdat ik meestal korte shots maak, zit ik inmiddels aan 4000 scènes. Terwijl er nog ruimte is voor 11 uur beeld kan er op het moment dus niet meer opgenomen worden op de interne harde schijf. De twee alternatieven die ik kan bedenken zijn a) eerder gemaakte beelden selectief wissen (en hopen dat de backup op de externe harde schijf heelhuids overkomt in Nederland) en b) SD kaartjes kopen om de resterende beelden mee op te slaan (die hier, hoewel moeizaam, wel te vinden waren, voor 90 euro per stuk, waarmee je drie uur kunt opnemen). Maar, om alles in perspectief te brengen, dit zijn uiteraard luxe problemen vergeleken met de situaties waarin sommige mensen hier verkeren, dus al te veel klagen zal ik niet doen.
Het tweede ‘dilemma’ heb ik zelf gecreëerd omdat ik, na het lezen van een hier aangeschafte reisgids over Centraal Azië, deze landen plotseling niet meer zag zitten. Met een negatieve bril op is Kyrgizië een land waar moeilijk door te reizen is, er is amper openbaar vervoer dus vaak moet je taxi’s afhuren om ergens te komen, de wegen zijn waardeloos (grotendeels grindpaden), en in de grotere steden (Osh en Bishkek) schijnt de Russische invloed het meest zichtbaar te zijn door de goedkope wodka die op iedere hoek van de straat verkocht wordt. Oezbekistan heeft een aantal interessante moskees, een tot de verbeelding sprekende geschiedenis, vriendelijke mensen, maar is ook een ex Soviet staat. En Turkmenistan tenslotte is voor een soloreiziger een regelrechte nachtmerrie omdat je bij de grens opgewacht wordt door een ‘gids’, die dienst doet als chauffeur, bewaker, en misschien zelfs goed gezelschap, maar waarvoor je dagelijks vijftig dollar, of iets in die richting, betaalt. Dan heb ik het nog niet eens over de visa voor deze landen, die behalve Kazachstan en Kyrgizië, soms wekenlang op zich kunnen laten wachten, veel geld kosten, en wellicht meer dan een hoop irritatie opleveren. Op zoek naar alternatieven kwam ik opnieuw bij Pakistan terecht, korte gesprekken met een aantal andere buitenlanders, en urenlang op internet, geven me de indruk dat de weg naar Islamabad bereisbaar is, hoewel met de nodige obstakels. Omdat het eerste plan was van Qingdao naar Karachi te reizen (van de ene naar de andere kust zeg maar), en Pakistan al jarenlang mijn interesse heeft, ligt dit idee inmiddels weer op tafel. Ik heb nog even om een eventuele beslissing te maken (de grens met Kyrgizië is tot 27 september gesloten wegens een festival) maar eerlijk gezegd lijkt de enige manier om op een definitieve keuze te komen een muntje op te gooien. Op hoop van zegen.
De lucht is nog even grijs als de afgelopen dagen, en de wolken aan de horizon zijn donker gekleurd. De toekomst van de Oeigoeren is onzeker, net als die van China zelf. Allerlei onzichtbare en onbekende krachten, invloeden, en netwerken zorgen voor situaties die af en toe aan de oppervlakte komen. Dit land verandert razendsnel, voor velen op een positieve manier, voor sommigen voltrekt zich een kleine, persoonlijke ramp. China’s invloed in de wereld wordt alleen maar groter, is voelbaar in het dagelijks leven, van Amsterdam tot Washington, van Teheran tot Canberra, van Burkina Fasso tot Buenos Aires. Ik heb opnieuw een lange tijd, meer dan 6 maanden, in dit land doorgebracht en verschillende kanten gezien, en af en toe geprobeerd te laten zien, door foto’s en verslagen. Misschien komt er nog een kort bericht uit een grensplaats, met Pakistan of Kyrgizië, maar dit was voorlopig het laatste verslag uit het Rijk van het Midden, het land van de toekomst volgens velen, of voor mij ‘gewoon’ China.
Vanuit Kashgar, voor de laatste keer, zai jian.
-
22 September 2010 - 08:25
Maaike:
Stef, het is echt interessant wat je allemaal schrijft! Dank je. Ik ben benieuwd naar de volgende verslagen, en vanuit welke landen... Succes en veel plezier! -
22 September 2010 - 19:20
Nico En Cock:
We worden weer op onze wenken bediend Stef .Schitterende foto's !
Liefs. -
28 September 2010 - 19:39
Suus:
Indrukwekkend Stef en indrukmakend !
en de foto's maken het helemaal af ! groeten !!!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley