Trouble in Turkmenistan
Blijf op de hoogte en volg Stef
23 Mei 2013 | Oezbekistan, Buchara
Ruim een week geleden schreef ik over visa, vrachtschepen, olievelden en een stad waarin de verschillen op allerlei vlakken alsmaar groter lijken te worden. Dit verslag gaat helaas op dezelfde voet verder. De dagen in Baku bleven gevuld met de onzekerheid over de vertrekdatum van het eerstvolgende vrachtschip naar Turkmenbashi, de havenstad van Turkmenistan, een naar binnen gekeerd en mysterieus land vooral bekend om de enorme gasvoorraden en de zelf gecreëerde cultstatus van de (voormalige) president. Behalve de Zweden met de Landrover waren er inmiddels nieuwe reizigers in de haven te vinden, allemaal op weg naar Turkmenistan.
Informatie druppelde sporadisch binnen, misschien ging er op 16 mei een boot, maar de kans was niet heel groot. Een rondvraag langs de douane, een aantal politieagenten, taxi chauffeurs en de vrouw die de tickets voor passagiers verkoopt, leverde niet veel nieuws op. Ondertussen bezocht ik nog maar een olieveld, liep wat rond door het inmiddels weinig inspirerende centrum van Baku, en probeerde ik de kosten te drukken door zelf in de keuken te gaan staan in plaats van buiten de deur van het hotel te eten, overigens met wisselend succes.
Op vrijdagochtend, de eerste dag van mijn vijfdaagse Turkmeense visum, kreeg ik een lift naar de haven in de Landrover van Johan en Henrik, twee Zweden die voor Vopak werken. Na een korte rit in het spitsuur van Baku werden we in de haven vergezeld door een viertal Zwitserse motorrijders en een reisgezelschap dat per 4x4 bus naar Turkmenistan wilde gaan. Voor iedereen was de Kaspische Zee een alternatieve route omdat Iran om diverse redenen niet door kon gaan. Voor iedereen begon te tijd ook behoorlijk te dringen. Ook vandaag kreeg ik weer het advies ’s middags terug te komen. Voor de zekerheid bleef ik wat rondhangen, probeerde ik één van de olietreinen te filmen, slenterde ik langs een aantal roestige vissersboten, en vroeg me geregeld af waar ik aan begonnen was. De reis naar Turkmenistan had me inmiddels al tien dagen gekost, door visa perikelen en vrachtschepen zonder dienstregeling.
Plotseling was er beweging bij het kantoortje waar tickets verkocht werden, de vrouw (die nogal eens last van stemmingswisseling schijnt te hebben) kwam naar buiten gelopen en gebaarde dat ik zo snel mogelijk mijn rugzak moest gaan halen, er leek een, nogal onverwachte, stroomversnelling aan te komen. Een uur later was ik met volwaardige bepakking terug in de haven, en het zag er inderdaad naar uit dat er vrachttreinen geladen gingen worden. Samen met het bonte gezelschap van de Engelse reisorganisatie die de oversteek ook wilde wagen, maar zonder hun bus en ook zonder de Zweden en Zwitsers (voertuigen waren op deze boot, die voornamelijk olietreinen vervoerde, niet toegestaan), stapte ik rond 11 uur op vrijdagochtend op een verbazingwekkend nieuw ogend schip, om hopelijk snel het ruime sop te kiezen en koers te zetten naar Turkmenistan, het eerste Aziatische land van deze reis.
Het duurde een aantal uur voordat de eerste olietreinen in zicht kwamen en langzaam het schip op geduwd werden door een tweetal indrukwekkende Russische locomotieven. Met olie die uiteindelijk bestemd was voor de NAVO in Afghanistan was de hoop dat het schip, de Barda, mogelijk prioriteit zou krijgen ten opzichte van andere, ‘concurrerende’ schepen bij het lossen van de lading in Turkmenbashi. Terwijl de Barda langzaam zwaarder werd en dieper kwam te liggen maakte ik kennis met de leden van het reisgezelschap, de Azerbeidjaanse crew, en haalde ik af en toe de camera tevoorschijn, niet wetende dat dit een routine zou worden waarmee ik de komende drie dagen zou gaan slijten, aangevuld met het eten van behoorlijk stevige maaltijden aan boord, blikken werpen naar de eindeloze horizon, en gebroken nachten slaap in de kleine maar redelijk comfortabele hutten aan boord.
In een land dat praktisch op olie drijft, was het lichtelijk verbazingwekkend dat de eerste reden voor een uitgesteld vertrek van de pier in Baku een tekort aan diesel was. Kort na zonsopgang werden de motoren de volgende dag alsnog gestart en vaarden we onder een grijze hemel richting de open zee, op weg naar Turkmenistan. Een reis die normaal gesproken 12 tot 18 uur in beslag kon nemen, had nu al meer vertraging opgelopen dan de oorspronkelijke totale reistijd. Ik vreesde voor wat komen ging.
De vrees bleek terecht, het duurde uiteindelijk bijna drie dagen voordat er ruimte was om aan te meren in de haven van Turkmenbashi. Het wachten op zichzelf was niet vervelend, de crew was vriendelijk, de passagiers konden het hele schip bekijken, het eten was simpel maar vullend, de leden van de toergroep waren goed gezelschap, het weer was aangenaam, er werden vislijnen uitgegooid, kaartspellen gespeeld, ik dronk thee met de kapitein en zijn stuurman, kreeg video’s voorgeschoteld van de eerste vaart van het schip (van Kroatië via de Middelandse Zee, de Noord- en Baltische Zee naar Baku), luisterde muziek, las af en toe een boek. Het idee dat de vijf dagen Turkmenistan aan mijn neus voorbij leken te gaan, met allerlei mogelijk financiële en bureaucratische gevolgen van dien, was minder prettig, en zorgde ervoor dat eventuele vakantiegevoelens voortijdig en hardhandig de kop ingedrukt werden. De uitdrukking ‘stranden in het zicht van de haven’ kreeg wel een heel letterlijke betekenis.
Toen om half 2 ’s nachts, zo’n 63 uur na vertrek, in het Russisch werd omgeroepen dat de motoren gestart werden, en de gele lichten in de haven van Turkmenbashi ineens dichterbij kwamen, slaakte ik een zucht van verlichting. Het moest in ieder geval mogelijk zijn het land in te komen met nog anderhalve dag over van het visum. Streng ogende douanebeambten begeleidden ons van het schip naar een gebouw waar de paspoorten, visa en bagage gecheckt gingen worden. De ambiance was enigszins surrealistisch, ik lichtelijk nerveus, maar na een uur wachten, was daar ineens een aangename verrassing. De Zweden kwamen binnengelopen, en ook de chauffeur van de bus van de toergroep. Zij bleken een dag later vertrokken te zijn met een boot vol Turkse en Azerbeidjaanse vrachtwagens, en aangekomen bij de andere pier, bestemd voor het laden en lossen van voertuigen. Perfecte timing.
Al snel besloten we samen op te trekken, onze visa hadden dezelfde data, en er was ruimte achterin de Landrover om een Nederlandse verstekeling op te pikken. Geduld is een schone zaak, zo hadden we inmiddels wel geleerd, en ongeveer 6 uur na aankomst waren er eindelijk genoeg stempels gezet door het Turkmeense douane personeel, waren er voldoende dollars betaald, en genoeg chocola uitgedeeld om de poort naar de woestijn te openen.
Per Zweedse Landrover zette ik koers naar Ashgabat, de hoofdstad van Turkmenistan, waar Turkmenbashi, vader van alle Turkmen, op iedere hoek van de straat vereerd wordt, met standbeelden, schilderijen of op ieder andere mogelijk denkbare manier. Of we er iets van zouden gaan zien was een tweede, de weg door de Karakum woestijn was slecht, op sommige momenten waardeloos, en in ieder geval in jaren niet onderhouden.
Het werd een race tegen de klok om in de anderhalve dag die over waren naar de andere kant van het land te rijden, via Ashgabat, naar Farab, de grensovergang met Oezbekistan. Misschien dat de twee weken voorbereiding om Turkmenistan binnen te komen nog beloond zouden worden met een paar uur Ashgabat, in ieder geval lag er een interessante reis door de woestijn in het verschiet.
Kort na vertrek schalde lokale Turkmeense volksmuziek door de luidsprekers van de radio, al snel gevolgd door een uitgebreid bulletin van het laatste nieuws, in perfect Engels. Theorieën dat de autoriteiten een buitenlandse auto in het vizier hadden en de passagiers ervan wilden bestoken met poëtische volzinnen, met een licht propagandistische ondertoon, waren misschien wat ver gezocht. Toch was het niet helemaal onrealistisch, in een land dat samen met Noord-Korea onder aan lijstjes van persvrijheid bungelt.
Tijdens de reis kreeg ik een indruk van de leegte van de woestijn, de kleine nederzettingen onderweg, zag ik af en toe gasleidingen en –installaties, maar was het vooral erg gaaf samen met de Zweden in dit aparte avontuur te zijn beland. Het gaf me tegelijkertijd het idee dat dit soort landen eigenlijk leuker, makkelijker en praktischer zijn te bereizen met eigen vervoer, een auto, een motor, zelfs een fiets (hoewel de laatste in deze situatie niet echt een optie was). Onderweg dronken we Zweedse koffie, aten we knäckebröd met kaas, gooiden we een frisbee door de droge Turkmeense woestijn, en lachten en zwaaiden we naar de enthousiaste en verbaasde Turkmenen, die een rode Landrover met een grote Zweedse vlag en drie grote blonde buitenlanders niet iedere dag voorbij zagen komen.
De avond was gevallen toen we Ashgabat kwamen binnen rijden, een stad die we de volgende dag pas echt te zien kregen, maar natuurlijk veel te kort. We besloten in het hotel, dat volgens onze reisgids mogelijk afluisterapparatuur kon bevatten, om de volgende dag uiterlijk 10 uur te gaan rijden, zodat we nog een glimp van Ashgabat konden opvangen. Ik was bij het ochtendgloren inderdaad op pad om tenminste een paar videobeelden te maken. Voor mijn gevoel een enorm risico, gezien de aanwezigheid van veiligheidsdiensten rondom de meest prominente gebouwen in de stad, voornamelijk regeringsgebouwen. Het is uit den boze hier foto’s te nemen, laat staan een videocamera neer te zetten.
Het regende licht, ik begon eerst rustig wat beelden van een park te maken om de situatie te ‘polsen’, maar toen de imposante gebouwen, met gouden ronde daken, en enorme boulevards in het vizier kwamen, sloeg mijn hart een paar keer over. Durfde ik dit te doen, op de laatste dag van mijn visum? Midden op straat gaan staan was onmogelijk, maar de gedachte na alle moeite om dit land binnen te komen geen enkel beeld van de hoofdstad te hebben gemaakt, kon ik moeilijk verteren. Vanaf grote afstand legde ik mijn camera op de grond, de boulevards en een aantal regeringsgebouwen in de achtergrond, het ochtendverkeer dat langzaam drukker werd. Meerdere keren vroeg ik aan militairen en politieagenten (met prachtige klassieke uniformen en petten) of het toegestaan was te filmen. Iedere keer verstarde hun blik en maakten ze een kruis met hun armen, een inmiddels welbekend en duidelijk gebaar.
Om kwart over 9 kwam ik opgelucht het hotel binnengelopen, dit waren de drie uur Ashgabat waarvoor ik twee weken lang voornamelijk in ambassadewijken in Istanbul en Baku heb rondgezworven, op een vrachtschip heb vastgezeten, en veel langer dan gewild in Baku heb doorgebracht. En toch, misschien wel juist doordat het zo kort was, tóch wel erg speciaal.
We hadden afgesproken dat Johan en Henrik om uiterlijk tien uur zouden gaan rijden als ik niet op tijd terug was, aangezien de kans bestond dat ik aangehouden zou worden. Gelukkig reden we met zijn drieën iets voor tien uur richting de rand van de stad, door wijken met enorme spierwitte (schijnbaar marmeren) torenflats, lege boulevards, met goud versierde monumenten, en met het idee dat hier niemand leek te wonen. Een unieke stad, waar ik misschien ooit nog een keer terug kan komen, maar niet in de nabije toekomst, zoals in het staartje van dit verslag zal blijken.
Met een volle tank diesel (16 eurocent per liter), verse broden, tomaten en een watermeloen (waar Turkmenistan ook om bekend schijnt te staan) begon de lange weg over hopeloos asfalt naar Mary en Turkmenabat, de andere twee grote steden in het land. We stopten zo weinig mogelijk omdat de tijd begon te dringen, hooguit twee keer voor een snelle koffie, een grondige ‘carwash’ (om een goede indruk bij de douane te maken), en tegen zonsondergang om een kleine, vastgelopen jeep (met daarin een familie van negen Turkmenen) uit het zand te trekken.
Ging het nog lukken om op tijd bij de grens te komen? Nergens waren borden te vinden in Turkmenabat, de laatste grote stad voor de grensplaats Farab. Gelukkig werden we op weg geholpen door een vriendelijke taxichauffeur. Direct buiten de stad werden de eerste documenten gecontroleerd, moest er opnieuw dollars gedeponeerd worden, en kostte het Johan (die het woord voerde) veel moeite om geduldig te blijven, na opnieuw 12 uur achter het stuur te hebben gezeten. De minuten tikten weg, en wat de gevolgen zouden zijn van een visum ‘overstay’ weet niemand, behalve dat het een klap geld zou kosten, en mogelijke deportatie via de luchthaven van Ashgabat, waarbij het eerste het beste ticket zou worden gekocht, tegen een ongetwijfeld niet al te zachte prijs.
De donkere weg naar Farab, opnieuw zonder enige wegbewijzering, leidde ons uiteindelijk langs een rij vrachtwagens uit Turkije, Turkmenistan, Oezbekistan, Kyrgizië en nog een aantal landen. Belangrijker, het was muisstil bij de grens, en toen we voor een dicht hek stopten, om kwart over 11 ’s avonds, drie kwartier voordat onze visa verliepen, en we de twee militairen hun hoofd zagen schudden, realiseerden we ons dat deze grens niet 24 uur open was. De race was gewonnen, maar de spelregels waren onderweg veranderd. Het werd een korte koude nacht in de passagierstoel van de Landrover, met grote zorgen voor wat komen ging de volgende dag. Beelden van Ashgabat, demonstraties in Armenië, olievelden, orthodoxe Christelijke kerken op zak. Problemen?
Een schitterende zonsopgang, met de contouren van prikkeldraad, grenskantoren, en geduldig wachtende militairen. Om half 9 was het zo ver, met verlopen visa de grens van Turkmenistan over proberen te komen. Alles ging redelijk gemoedelijk totdat de beambten de data van onze visa controleerden, ‘visa overstay, big problem’, 430 dollar per persoon, en deportatie uit Turkmenistan. We pleegden overleg wat te doen, terwijl de leidinggevende van de grenspost onderweg was, of tenminste in zijn kantoor voorbereidingen trof om ons in het Engels te woord te staan. Er werden telefoontjes gepleegd, misschien met de grenswacht die ons de avond ervoor had begroet (en die we vriendelijk de hand hadden geschud), wellicht met zijn meerderen in Ashgabat om na te gaan wat voor regels in deze situaties gelden, mogelijk met de lokale bank om te zien hoeveel geld hij tekort kwam voor een nieuwe BMW. Maar, om eerlijk te zijn, deze man was behulpzaam en leek oprecht zijn best te doen ons uit deze benarde situatie te redden.
Een aantal uur later was de boete verlaagd naar 220 dollar per persoon, plus 55 dollar aan extra visumkosten. Inmiddels hadden we al onze dollars bij elkaar gelegd en kwamen we 118 dollar tekort, toen uit het niets een Australiër opdook die nog precies 120 dollar op zak had. We stonden op het punt te betalen toen de optie van ‘free deportation’ ineens ter sprake kwam. Het was ook mogelijk om officieel ‘gedeporteerd’ (het land uitgezet) te worden, de straf van vijf jaar Turkmenistan niet binnen mogen komen was verlaagd naar één jaar. Afhankelijk van hoe het eruit zag in ons paspoort (in verband met toekomstige visa aanvragen voor, en grensovergangen naar, andere landen) was dit de route die we alledrie zouden bewandelen. Nog eens twee uur later, en na een viertal formulieren te hebben ingevuld, liepen we het grenskantoor uit, met twee Turkmeense visa in onze paspoorten, en een rode stempel ‘Forbidden to enter Turkmenistan, until 22 May 2014’, in het Turkmeens, gelukkig.
De Oezbeekse grensovergang was in vergelijking een fluitje van een cent. Halverwege de middag kwamen we per Landrover aan in Bukhara, mijn eerste stop in dit nieuwe land, en de plaats waar onze wegen scheidden. De Zweden gaan direct door naar de hoofdstad, om daar een visum voor Tajikistan aan te vragen (wat dat betreft, hebben ze de smaak echt goed te pakken), en ik ben van plan in een iets lager tempo dan de afgelopen twee dagen te gaan reizen, over een gedeelte van de Zijden Route dat iets makkelijker begaanbaar lijkt te zijn dan Turkmenistan, een land dat ik graag nog een keer echt wil zien, maar iets dat het komende jaar lastig gaat worden.
Vanuit een warm en toeristisch Bukhara, een hartelijke en vooral opgeluchte groet.
Stef
-
23 Mei 2013 - 21:32
Peter Hoffer:
Hoi Stef,
Zeer bijzonder..
wat jou allemaal niet lukt, ongelooflijk; waar bijna ieder ander het al lang opgegeven zou hebben ga jij door en zie, de boot is er net op tijd, uiteindelijk te laat voor de oversteek naar oezbekistan maar met geduld (?) , in iedere geval uiterlijk denk ik en veel vriendelijkheid en zielig ogend (?) kom je toch de grens over zonder kosten maar wel met een bijzonder stempel. Dat kunnen je niet veel nazeggen denk ik dat je een jaar een land niet binnen mag komen.
En toch trekt Turkmenistan je blijkbaar toch want je denkt al aan de tijd dat je er ooit nog eens hoopt te komen.
succes en sterkte bij de volgende landen, take care.
-
23 Mei 2013 - 23:18
Fleur:
Wat een avonturen weer! Ongelofelijk wat je altijd meemaakt en hoe je het allemaal beschrijft, alsof je er een beetje bij bent! Genieten! -
24 Mei 2013 - 16:23
Irma:
spannend verhaal weer Stef!
heb je nu ook filmmateriaal vanTurkmenistan of alleen foto's?
succes en veel plezier nog!
groetjes -
25 Mei 2013 - 13:02
Suus:
Ha Stef, ik lees met rode oortjes en ben ook zeer onder de indruk, wat een stuntman ben je !!! En ik weet hoe de grens er daar ziet, hoe groot de petten van de douaniers zijn, en wat de breedte van de avenues in Ashgabat is. Ik vind het echt geweldig: wat een reislust en doorzettingsvermogen, ben zeer benieuwd naar de beelden en hoe je Buchara ervaart, ik zie de straten voor mij ! Alle goeds, Suus -
26 Mei 2013 - 13:53
JPM:
Kandaysing/Ni Hao Ma? Onze moderne evenknie van Marco Polo ;)
Zo te lezen ben je op de helft van je Central Asia journey. Echte leuke en boeiende reisverslagen. Damm wat had ik graag met jou mee willen reizen.
Heb je reisverhalen inmiddels verteld aan de voetballers van zaterdagavond. Jongens zoals James, Stanley, Frank, Fatih, Alex Pinoy en de rest van de chinese/asian voetballers hebben dikke respect voor je. ze hopen op gauw weerzien op t voetbalveld en je "zijde route" reis van cenraal azie, van je te horen.
geniet van deze uitzonderlijke levenservaring,
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley